Een bizar getoeter

‘Wat is dat toch voor een bizar getoeter wat ik hoor,’ zei ik nogal hard tegen Koen in de wachtkamer van het ziekenhuis. 'Sssh,’ zei Koen geïrriteerd. Blijkbaar wist hij wel wat het was, maar vond hij het niet echt nodig om zijn kennis met mij te delen. Afijn, dan probeerde ik er zelf wel achter te komen. 

Op de achtergrond toeterde het doordringend verder en het stoorde me mateloos. Het was niet de eerste maandag van de maand, dus het was geen oefening luchtalarm. Bij mijn weten zat er geen slachthuis in het ziekenhuis en was de kraamafdeling in een ander gebouw. Het was definitely geen politie- of brandweersirene. Ik probeerde mijn oren te spitsen, zoals onze kleine Mimi van Miemensteijn dat zo mooi kan doen, en concentreerde me op het geluid. Het klonk als een boos kind dat veel pijn had en het uit frustratie op een onophoudelijk monotoon brullen had gezet. Misschien hard op z'n kop gevallen of iets dergelijks. Maar jeetjemina, waarom troostte iemand dat kwaaie jochie dan niet even? 

Nu moet ik toegeven dat ik nogal dovig ben aan één oor en dat ik ook niet best had geslapen die nacht. Geluiden herkennen en plaatsen, daar ben ik gewoon niet goed in. En de zenuwen speelden waarschijnlijk een rol. Sorry hoor, dat ik niet al te scherp ben als het moment nadert waarop iemand een lange naald door mijn vaginawand richting mijn eierstokken gaat steken, op zoek naar de paar armzalige eicellen die daar na vijf weken hoogste dosis hormonen spuiten zijn gegroeid. Het kon nog wel halfuur duren, had de zuster gezegd, want ze liepen nogal uit. Maar dat gaf niks, want de Pregnyl die ik anderhalve dag eerder had gespoten gaf een flinke marge, van wel een paar uur. Oh, oké dan. Wachten we toch nog even. Coolness. 

Het geluid was gestopt. Ik was er niet achter wat het was, maar goed. Daar zaten we dan. Koen als zijn eigen kalme zelf en ik dus ook. Van de buitenkant dan, hè. In mijn hersenen speelden zich gruwelijke horrorscènes af. Met bloed, jongen! En pijn! En nog meer bloed! De zuster die ons op de hoogte hield van de vertraging - de punctiezuster noemen we haar maar even - kwam weer voorbij gerend. Er was iets aan de hand wat haar onverdeelde aandacht opeiste, want ze was enorm aan het redderen en negeerde ons al een tijdje volkomen. Ze liep de punctiekamer weer in. Ik hield mijn ogen op de deur gericht. Daarachter gaat het straks gebeuren, dacht ik. Shit. Daarachter gaat het straks gebeuren. Niks aan de hand. Daarachter gaat het straks gebeuren. 

Het bleef even rustig in de punctiekamer. Daarna was er wat gestommel. De deur vloog open. Begeleid door de punctiezuster aan de ene kant en een andere zuster aan de andere kant, kwam er een lange dunne vrouw in een gebloemde jurk doorheen gewandeld. Nee man, niet gewandeld, gestrómpeld. Millimeter voor millimeter schuifelde ze naar het herstelkamertje aan de overkant. Met een verwrongen gezicht van pijn en ellende. Ze kreunde er hartstochtelijk bij. Het was mij en de rest van de mensen in de wachtkamer helder: er was haar iets af- schu- we- lijks overkomen. Even daarachter liep een veel kleiner mannetje, met een al bijna net zo'n gekwelde uitdrukking op z'n gezicht. 

Ik verzonk weer in mijn eigen gedachten, toen het besef begon te dalen en opeens met z'n volle gewicht in mijn bewustzijn terechtkwam. Oh. Mijn. God. Ik moest hier weg. ONMIDDELLIJK! Ik kneep Koen in zijn been, zo hard als ik kon. Koen, nog steeds zijn eigen kalme zelf natuurlijk, die lul, keek me berustend aan. Hij wist dat ik nu wist wat hij de hele tijd al had geweten. Het doordringende geluid, het getoeter of gejengel, dat was helemaal geen boze kleuter geweest. Het was het gegil van de vrouw in de punctiekamer. Het aanhoudende, keiharde gegil van pijn en van angst. Alle verhalen die ik had gehoord over puncties from hell waren waar. Dit was niet normaal, dit waren geen dingen die je jezelf moest aandoen. Zelfs niet voor een baby, ook al is dat je liefste wens waar je best een ledemaat voor zou willen afstaan. Straks ben ik aan de beurt, straks ben ik aan de beurt, dacht ik, maar nu kan ik nog vluchten. Ik maak het gewoon nú uit met Koen, dacht ik, en ik zeg dat ik iets anders te doen heb. Iets belangrijks. Een taart bakken. Carrière maken. E=mc2. 

Daar kwam de punctiezuster aan, met een grote griezelige punctiezusterglimlach van oor tot oor, en ze hield precies halt voor de neuzen van onze schoenen. 

'Mevrouw Donker?’